In het Nederlands is het heel simpel: je gaat naar je oma, naar Duitsland, naar de bakker, naar school, naar links of rechts enzovoort. In het Duits is het helaas niet zo simpel, er zijn namelijk verschillende vertalingen voor het voorzetsel “naar”. Je moet per situatie bekijken welke vertaling je gebruikt.
Hieronder vind je een aantal slides waarin je de basisregels kunt koppelen aan een plaatje. Door het op deze manier te leren en te herhalen, maak je in je hoofd een connectie tussen de situatie in het plaatje en de bijhorende juiste vertaling. Onder de slideshow vind je de bijhorende uitleg.
1. zu Oma
• naar personen gebruik je “zu”
》zu dir, zum Zahnarzt, zu meiner Freundin
2. nach Amerika
• naar aardrijkskundige namen zonder lidwoord gebruik je “nach”
》nach Berlin, nach Deutschland, nach Österreich
3. in die Türkei
• naar aardrijkskundige namen met lidwoord gebruik je “in”
》in die Niederlande, in das Ruhrgebiet, in den Iran
4. an den Strand
• naar plaatsen rondom het water gebruik je “an”
》an das Meer, an die See
5. nach oben
• naar richtingen gebruik je “nach”
》nach oben, nach unten, nach links
6. in das Krankenhaus
• naar gebouwen waar je naar binnen gaat gebruik je “in”
》ins Kino, in das Geschäft, in den Zoo
7. auf die Toilette
• bij vaste uitdrukkingen en uitzonderingen gebruik je verschillende voorzetsels
》auf mein Zimmer, ins Bett, zur Schule
⚠️ Let op de uitzonderingen en vaste uitdrukkingen! Er zijn uiteraard nog veel meer situaties met het lidwoord “naar”. Ik heb de hierboven genoemde situaties gekozen, omdat deze het vaakst worden behandeld in de lesboeken van het voortgezet onderwijs.
⚠️ Situaties 1 t/m 6 zijn basisregels
Heb je interesse in online bijles Duits of online examentraining Duits?