Fragewörter Hier kun je oefenen met Fragewörter [vraagwoorden]. Viel Erfolg! [wanneer] hast du Geburtstag? Weißt du [hoe] er heißt? [waarover] habt ihr denn geredet? [wie] hast du dein T-Shirt gegeben? [wie] hat dich gestern angerufen? [waarvandaan] kommen die neuen Nachbarn? [wat] hast du den ganzen Tag gemacht? [wiens] verrückte Idee war das? [waarheen] fliegt ihr diesen Sommer? [wie] hast du in der Stadt getroffen? Mit [wie] fährst du nach Amsterdam? [waarvoor] hast du dich entschieden? [waarmee] sollen wir das bezahlen? Time is Up!
Bovenbouw (klas 4 t/m 5) Grammatica Modale werkwoorden Oefeningen Onderbouw (klas 1 t/m 3) WerkwoordenModalverben oefenen
Bovenbouw (klas 4 t/m 5) Grammatica Naamvallen Oefeningen Onderbouw (klas 1 t/m 3)Keuzevoorzetsels oefenen
Bovenbouw (klas 4 t/m 5) Naamvallen Onderbouw (klas 1 t/m 3)Voorzetsels met de 3e / 4e naamval (incl. keuzevoorzetsels én de 7/2-regel)